Stotteren
Stotteren is een spraakstoornis waarbij de spraakbeweging niet vloeiend verloopt. Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd. Soms worden ze er met veel spanning uit geperst. Daarnaast kunnen zich begeleidende symptomen voordoen. Voorbeelden zijn: meebewegingen in het gezicht en van lichaamsdelen, verstoring van de adem, transpireren en spanning. Naast deze zichtbare en hoorbare symptomen zijn er ook verborgen symptomen. Vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken omzeilen, gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken zijn hier voorbeelden van.
Stotteren kan de communicatie ernstig verstoren.
Over de oorzaak van stotteren zijn in de loop der tijd verschillende theorieën beschreven. Vroeger dacht men dat stotteren vooral aangeleerd gedrag was. Tegenwoordig wordt stotteren gezien als een aanleg tot ontregeling van de spraakmotorische processen. Dit zijn ademhaling, stemgeving en articulatie. Emoties en gedachten rond het spreken, alsook omgevingsfactoren zijn hierop van invloed.
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zeven jaar, maar het kan zich ook op latere leeftijd, bijvoorbeeld tijdens de puberteit, ontwikkelen. Bij een grote groep kinderen gaat stotteren vanzelf over, maar bij sommige kinderen is behandeling door een logopedist of stottertherapeut nodig. Het is dan belangrijk om snel met therapie te beginnen. Dit verhoogt de kans op herstel.
Met de Screenings Lijst voor Stotteren (SLS) kan worden onderzocht of verwijzing naar een logopedist geïndiceerd is. Voor meer informatie over stotteren en voor het online invullen van deze screeningstlijst zie: www.stotteren.nl
Wat doet de logopedist?
De logopedist zal een onderzoek doen naar het stotteren. Zijn er problemen op het gebied van de spraakmotoriek, zijn er emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan? Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in welke fase het stotteren is.
Bij het opstellen van het behandelprogramma zal rekening gehouden worden met de fase waarin het stotteren zich ontwikkeld heeft.
Bij kinderen worden de ouders/verzorgers en vaak ook het gezin bij de behandeling betrokken. Soms bestaat de begeleiding uit indirecte therapie, waarbij de omgeving van het kind voorlichting en adviezen krijgt. Het kind kan ook zelf direct behandeld worden, maar niet zonder medewerking van zijn omgeving.
Bij ouderen bij wie het stotteren zich al verder ontwikkeld heeft richt de behandeling zich op de factoren die van invloed zijn op het totale stotterprobleem: emoties, gedachten en omgeving. Wanneer deze niet zoveel invloed hebben op het stotterprobleem, wordt het accent van de behandeling meer verschoven naar vloeiendheidstraining. Hierbij kan gedacht worden aan vertraging van het spreektempo, het aanleren van spraaktechnische vaardigheden, waarbij gebruik gemaakt wordt van ademoefeningen en ontspanningsoefeningen.
Het onderzoek en de behandeling van stotteren wordt als regel vergoed door de ziektekostenverzekeraars, na verwijzing door huisarts of medisch specialist.